Zelfbouw Bovenleiding

Om te beginnen: ondergrondse bovenleiding
verder: masten

Deze informatie kan je uitgebreider vinden in Modelspoormagazine 49

In het stukje tunnel aan het station van Boulroie moest ik al vrij vroeg in de bouw van het project een stuk bovenleidign hangen. Immers, later zou dit niet meer bereikbaar zijn. Hoe dit werd opgebouwd, beschrijf ik hier:

Omdat we verschillende ophangingen moeten maken, is een mal een goed uitgangspunt. Deze maakte ik uit Pertinax (printplaatmateriaal), omdat dit bestand is tegen hoge temperaturen, niet warmtegeleidend en makkelijk te versnijden en te lijmen met secondenlijm. We bouwen de mal op uit verschillende lagen, de foto linksboven toont het resultaat:
De ophanging wordt opgebouwd uit 2 stukjes staaldraad (veerdraad) van 0,5mm (dunner mag ook), messing H-profiel van 2x2mm en messing rechthoekprofiel van 1x0,5mm. We korten die voorlopig allemaal af op een lengte van 20mm.

Het stukje rechthoekprofiel wordt schuin afgeslepen in een hoek van zo’n 30°. Eén staaldraad krijgt op 4 mm van het uiteinde met een tang een knikje van ongeveer 10°. De drie delen worden aan hun uiteinden voorvertind met soldeerpasta. Op enkele millimeter van de kop boren we een gaatje van 0,6mm in het H-profiel.
Aan één zijde rond het gaatje brengen we wat vertinningspasta aan en plaatsen het profieltje in de mal. De andere onderdelen worden nu in de mal geplaatst: de schraagsteun tegen het H-profiel, de rechte staaldraad door het gaatje, de geknikte staaldraad tegen de eerste draad, zodat ze een stukje parallel tegen mekaar liggen. We brengen nog een weinig soldeerpasta aan op de toekomstige staaldraadverbinding.

Van 1mm dikke harskernsoldeer worden twee korte stukjes van 1,5mm gesneden. Deze worden op de te verbinden delen gelegd, waarna het geheel met een goed hete soldeerbout verwarmd wordt. Het resultaat is een stevige las. De staaldraadjes kunnen nu met een (bij voorkeur diamant-)schijfje worden afgekort. Ook de steunarm met zijn schraag kunnen onder de juiste hoek geslepen worden.
Uit een stukje dunne messingfolie knippen we een stukje van 5mm breed en zo’n 15mm lang. Dit wordt de plaat waarop de ophanging bevestigd wordt. Met een krasnaald en een goed gedoseerd tikje van een lichte hamer imiteren we daarop enkele bevestigingsbouten. Deze plaat wordt vervolgens voorvertind. We plaatsen de voetplaat in de mal, nadat we de uiteinden van de steunarm en zijn schraag met vertinningspasta ingesmeerd hebben. Het geheel kan nu met enkele stukjes harskernsoldeer stevig verbonden worden.

Nu kan het stevige geheel uit de mal verwijderd worden, en reeds een eerste schoonmaakbeurt krijgen. Er zullen immers ongetwijfeld wat harsresten en andere grove onzuiverheden aanwezig zijn.
Van Sommerfeldt hadden we nog wat isolators van het type 150 in voorraad. Dit zijn groene DB-types, maar die zijn aan te passen. We halveren ze, en zullen ze later van een likje verf voorzien. Nu blijkt het voordeel van de veerdraad en van de stevige soldeerverbinding: de richtstangen kunnen samengeknepen worden, de isolator er over geschoven. Indien we de staaldraad zouden gelijmd hebben, zou de verbinding nu gemakkelijk kunnen breken.

Na loslaten veren de richtstangen mooi op hun plaats en houden de isolator vast. Lijm is hier niet nodig. Het geheel kan nu in een warm sopje schoongemaakt worden. Na het reinigen en ontvetten kan de ophanging geschilderd worden: de isolator in matzwart (in dit geval Tamiya XF-1), de rest in een middelgrijze tint (bijvoorbeeld Polyscale Pacemaker Grey)
Na een zorgvuldige plaatsbepaling op het gewelf boren we een gaatje van 1mm op de plaats waar de rijdraad moet opgehangen worden. We bevestigen de ophanging met wat secondenlijm op het gewelf, zo uitgelijnd dat de uiteinden van de richtstangen 1,5 mm voorbij het geboorde gaatje hangen. De ophanging is nu klaar om de bovenleidingdraden te steunen.

Na een precieze bepaling van de lengte van de rijdraad, maar ook van de afstand tussen de hoofddraagkabel en de rijdraden, kan een tekening op maat getekend en afgedrukt worden. In dit geval gaan we meerdere rijdraden in één keer solderen. In het midden zullen we de draad immers permanent bevestigen aan onze eerder geplaatste ophanging. De twee tekeningen worden hiertoe netjes uitgelijnd en met wat tape op een strook MDF-plaat gekleefd. Voor de rijdraad nemen we 0,7mm dikke draad, voor de draagkabels 0,5mm en voor de hangers 0,3mm. Als we dit precies zouden omrekenen naar de werkelijkheid is dit veel te dik, maar we hebben een zekere stevigheid nodig opdat de draad niet zou beschadigd raken door de pantografen.
Aan de uiteinden van de rijdraad en de hulpdraagkabel wordt een halve lus geplooid met een binnendiameter van 0,6mm, zodat die vlot over de richtstangen kan geschoven worden. We lijnen de draad precies uit tegenover de rand van de tekening. We laten de drie draden netjes de lijn van de tekening volgen, en bevestigen ze met strookjes schilderstape, en dit met tussenafstanden van 4 cm, op de plaats van een ontbrekende grote hangdraad.

De hangdraden worden hierover gefixeerd. Neem de stukjes draad lang genoeg, zodat je ze gemakkelijk kan vastkleven. De te solderen “kruispunten” worden met wat soldeertin ingesmeerd. Van harskernsoldeer worden weer korte stukjes (1mm lang) voorgesneden. Door een stukje van dit tin met de punt van je bout op te pikken, en hiermee onmiddellijk naar de lasplaats te gaan, krijg je snel een mooi gevloeide en stevige las, die toch niet erg opvalt.
Na dit soldeerwerk kunnen de te lange hangdraden afgeknipt worden. Bijslijpen is bijna steeds nodig, zeker onderaan de rijdraad. We willen immers niet dat de pantograaf bij het rijden aan een soldeerlas blijft haken.
De gesoldeerde compounddraad kan nu van de mal gehaald worden en verder geïnspecteerd op bramen en onzuiverheden. Een poetsbeurt in een warm sopje is de laatste voorbereiding alvorens we de draad gaan airbrushen. Als kleur kiezen we voor Grimy Black van Pollyscale, een donkergrijze matte tint. Deze tint zorgt ervoor dat de draad minder opvalt tegen de achtergrond en dus dunner lijkt.

We kunnen de laatste voorbereidingen maken om de draad op te hangen. We hebben nog een bevestigingsplaatje nodig voor de verticale isolator. Dit maken we van een stukje dunne messingfolie van 5x5 mm, waar we in het midden een gaatje van 0,8 mm boren. De hoeken voorzien we via een krasnaald van imitatie bevestigingsbouten. Het plaatje schilderen we donkergrijs.
Met behulp van een zeer fijn draadje uit een stukje elektriciteitssnoer rijgen we vervolgens een zwartgeverfde isolator aan dit voetplaatje. Bij onze eerder gemaakte dubbele rijdraad moeten we, zoals op de foto, dit geheel nu reeds aan de hoofddraagkabel hangen.

Om hoofddraagkabels weinig opvallend met elkaar te kunnen verbinden gebruiken we een stukje isolatie van een montagedraad. Op de foto heeft die nog zijn oorspronkelijke blauwe kleur, maar dit schilderen we achteraf uiteraard bij. Door dit stukje isolatiekous half over het draadeinde te schuiven en met een drupje secondenlijm te fixeren, bekomen we een fitting voor een volgende draad. Waar we de rijdraad dubbel hebben uitgevoerd, kunnen we nu de aangerijgde isolator en voetplaat door het gaatje in het gewelf steken, de draadjes aanspannen en vastlijmen met wat secondenlijm. Vervolgens kan de hulpdraagkabel en de rijdraad onder de richtstangen geplaatst worden. Dit wordt eveneens met een drupje secondenlijm gefixeerd. Solderen zou hier te riskant zijn: de isolator en naburige gesoldeerde verbindingen zouden immers kunnen smelten.
Aan de kopse uiteinden van een rijdraad kan je best de lusjes eerst over de richtstangen haken en lijmen. Daarna kan je rustig de gerijgde isolator en voetplaat aanspannen en met wat secondenlijm vastzetten.
Onze bovenleiding is klaar voor gebruik. Wat extra verwering laat hem nog realistischer overkomen. Bezoekers van ons modelbouwproject kunnen een kijkje nemen in de tunnel, waarbij het lijkt alsof de bovenleiding in de gehele tunnel prototypisch is aangelegd.

bovenleidingmasten

Deze informatie werd gepubliceerd in Modelspoormagazine 60: daar vind je meer informatie en foto's...

Bij het plaatsen van de perronkappen op het station van Boulroie moesten er al enkele bovenleidingmasten gemaakt en geplaatst worden. Het probleem bij een zelfgebouwde bovenleidingmast is dat hij niet alleen mooi, maar vooral stevig moet zijn. Messingprofielen zijn in diverse groottes en modellen verkrijgbaar, maar om er een stevige, onzichtbare verbinding op de baan mee te maken is niet zo voor de hand liggend.
Voor een hogere bovenleidingmast wordt ook bij de echte spoorwegen een profielmast met een forse breedte gebruikt.


We gebruiken een H-vormig messingprofiel van 4 op 4mm doorsnede. Voor de bevestiging van de mast op de baan nemen we M3 messing boutjes van 30mm lang. De kop van het boutje vijlen we in vorm.

Met een forse soldeerbout worden deze delen aan elkaar gesoldeerd. Zorg ervoor dat het boutje goed uitgelijnd is met de mast, zodat die later niet scheef op de baan zal staan.


Een soldeerverbinding is weliswaar stevig, maar niet prototypisch. Uit enkele stukjes styreen van 1mm dik frezen we een H-vormige uitsparing, waarin onze mast precies past. Een tweede reeks styreenstukjes van 2mm dik voorzien we van een gat ter grootte van de gevijlde kop van onze bout.

We gebruiken onze gesoldeerde mast als mal om telkens twee plaatjes mooi uitgelijnd op mekaar te kleven.


De betonnen sokkels moeten nu nog hun definitieve vorm krijgen. Dit gaat vrij eenvoudig door wat snij- en schuurwerk. Als we sokkels van 6x6mm breed overhouden, hebben we een aanvaardbare afmeting.

We kunnen op deze wijze natuurlijk al onze sokkels maken, maar voor een groter project is het de moeite waard om afgietsels te maken. We plaatsen onze moedermodellen in een zelfgemaakt doosje uit wat afvalstyreen.


Met siliconenrubber wordt onze mal gegoten.

Onze sokkels zoals ze uit de mal komen: hier is duidelijk nog wat poetswerk aan. De hoeveelheid giethars is miniem, waardoor het combineren met ander gietwerk ook hier zeker aan te bevelen is.


Het sokkeltje kunnen we nu langs boven over de mast tot op de soldeerverbinding schuiven en vastlijmen.

Het resultaat: een stevige mast, met een goed gecamoufleerde verbinding. De mast kan langs de onderzijde van de baan met een M3-moertje stevig bevestigd worden.

©2007 Gerolf Peeters - aangepast op 01.10.2008 Zie ook: wissels - seinen