Interieur - inbouwsysteem

toegepast op een industrie-gebouw

Dit verscheen in Modelspoormagazine 74. Daar vind je meer tekst en afbeeldingen ...

Wanneer een gebouw dicht bij de baanrand staat, en toeschouwers het aldus grondig kunnen bekijken, is het maken van een volledig, verlichtbaar interieur aan te bevelen. Met een eenvoudig inbouwsysteem is dit goed te doen.

Gordijnen tegen de ruiten plaatsen is een vaak toegepaste methode om een modelgebouw bewoond te laten lijken, of gewoonweg het “doorkijken” te verhinderen. Wanneer men echter de binnenzijde van kamers van een gebouw langs twee of meer gevels kan inkijken, ontkom je niet aan een volledig interieur op de volledige diepte van de “kamer”.
Het is mogelijk om tijdens de constructie van het gebouw meteen een volledig interieur op te bouwen, maar dit geeft vaak problemen. Indien je er echter voor zorgt dat je gebouw langs de onderzijde open en volledig bereikbaar is, bestaat er een interessante optie: Een langs onder in te schuiven “binnenhuis”. De bouwbeschrijving en aanpassing vormen de rest van het hier vertelde verhaal. Omwille van de verlichting van de diverse kamers in ons grote gebouw – een industrieel pand - was het handiger om per verdieping dergelijke doosjes te maken. Wanneer we ervoor kiezen om een “doos” langs onder in het gebouw te schuiven, moeten we ervoor zorgen dat er “onderweg naar boven” geen obstakels zijn. Een complete binneninrichting is vooral nodig wanneer we een kamer langs meerdere gevels kunnen inkijken. Dit wil zeggen dat we ook een kijkje kunnen nemen op de binnenzijde van het raam, en dit is een reden om ook langs de binnenkant van het glas een imitatie van een raamwerk aan te brengen.

De tekening toont schematisch een doorsnede van een muur (1), waarin zich een raamopening bevindt. Het donkergroene deel is het buitenste deel van het raam (2), het lichtgroene deel onze binnenste “doos”. Op het raam bevindt zich aan de binnenzijde achtereenvolgens een laagje “glas” (3) en een uitgesneden raamwerk (4). Om later het interieur vlot in het gebouw te kunnen schuiven, dus om een zo egaal mogelijke binnenzijde van het gebouw te verkrijgen, dienen de muren aan de binnenzijde dikker gemaakt te worden. Dit kan met tegen de buitenmuur gekleefde strips styreen (5) met voldoende dikte: een klein beetje dikker dan het binnenste deel van het (samengestelde) raam. In de doos van ons interieurgedeelte (6) dienen we tenslotte raamopeningen te maken die overeen komen met de raamopening in de buitenmuur.


Een blik op het industriële gebouw waar we een interieur wensen in te bouwen. In dit verhaal gaat het om de bovenverdieping van dit deel van het gebouw: de andere verdiepingen volgen later, laag per laag. De binnenzijde van het gebouw wordt voorzien van strips styreen van voldoende dikte. Deze dikte wordt bepaald door de inwendige dikte van de – samengestelde – ramen (zie verder). Lange verticale strips, in ons geval met een dikte van 2mm, zullen ervoor zorgen dat het interieur later vlot kan ingeschoven worden.


We meten de binnenruimte op en maken uit styreenplaat van 1mm dik een passend doosje. Lijm dit doosje niet al te grondig vast: we moeten het zo dadelijk vlot uit elkaar kunnen halen. De hoogte van deze doos komt overeen met de hoogte van een verdieping, verminderd met wat ruimte om later de binnenverlichting aan te kunnen brengen.


Deze toekomstige interieurdoos glijden we nu tot op de juiste hoogte in het gebouw, mooi horizontaal. Indien je een goed passende doos hebt gemaakt, blijft het geheel hangen. In het andere geval kan je het bouwsel best even inklemmen.


Eens onze “binnenmuren” precies op hun plaats zitten, kunnen we de raamopeningen aftekenen met een krasnaald. De gemarkeerde doos kan hierna terug uit het gebouw geschoven worden.
Alvorens de ruwbouw van het interieur uit elkaar te halen, is het zeker aan te raden al de muurdelen te identificeren, zodat je straks het geheel terug identiek kan monteren.


De openingen voor de ramen kunnen nu uitgesneden worden. In het voorbeeld hebben we een gebogen raamrand. Eerst een kleinere ronde vorm uitsnijden en die daarna met een ronde vijl afwerken bleek de beste methode.
Nu kan de doos terug half gemonteerd worden. Maak met de vloer, het plafond en de muurdelen een tweedelige constructie, waarbij de bodem één buitenmuur bevat en het plafond de overige buitenmuren.


We starten met de ramen. We maken die uit zeer dunne styreenplaat. De binnenste afmetingen van dit raamwerk horen gelijk te zijn aan die van het buitenraamwerk. Wanneer de ramen allemaal gelijk zijn is het handiger om met een computer op zelfklevend papier te printen.
Onze bovenste raamronding kunnen we met een pons maken.


De uitgesneden ramen kunnen vervolgens in de gewenste kleur gebracht worden. Na het drogen kunnen we ramen monteren: op het buitenraam kleven we eerst het “glas”. Dit kan echt glas zijn of, zoals hier: een plaatje dun, helder acryl. Het lijmen kan het best – zeker bij kunststof “glas” – met contactlijm gebeuren.


Eens het “glas” vastzit, kunnen we het uitgesneden binnenraam plaatsen.


Nu kunnen we die in de raamopeningen van onze ruwbouw kleven.


Het eerste wat we met deze interieurdoos doen, is de randen van de ingesneden raamopeningen zwart schilderen. Deze zwarte laag zal elk licht langs de raamrand tegenhouden. Nu de binnenmuren van onze verdieping. Elke kamer van elke verdieping hoort lichtdicht afgescheiden te worden van de andere ruimtes. We wensen immers in elke kamer afzonderlijk het licht te kunnen aanknippen en doven...


Om die reden wordt elke muur langs minstens één zijde zwart geschilderd. Eens dit afdichtingwerk achter de rug is, kan de binnenhuisarchitect langskomen. We beginnen met de vloerbekleding, nadat we vooraf de eventueel aanwezige binnendeuren in de juiste kleur hebben geschilderd. De vloerbekleding kan een eenvoudige computerafdruk op karton zijn.


Alvorens behangpapier aan te brengen op de muren is er nog een schilderwerkje nodig. Net als een echte binnenhuisinrichter gaan we eerst de binnenzijde van de raamopeningen verven. De kleur van de verf hangt uiteraard af van het gekozen behangpapier.


Afhankelijk van de tijd waarin je het gebouw situeert, dien je een muurbekleding te kiezen. Dat behang - te vinden op het internet - kan je met een computerprogramma samenkleven tot een groter vlak. Na het afdrukken dien je de raamopeningen uit te snijden en de randen van het papier in de passende kleur te verven.


Na het behangen kan het interieur gemeubeld en bevolkt worden. De lange boekenkast links op de foto is zelfgebouwd uit styreenstrips, de schilderijtjes aan de muur zijn afdrukken op karton, de andere meubels, kantoorattributen en de minimensjes komen uit het gamma van Preiser.


De elektriciens mogen nu aan de slag. Om zo min mogelijk plaats op de interieurdoos in te nemen kozen we voor SMD-leds. Een passend gaatje in het plafond maakt plaats voor de Led. De binnenzijde van deze opening wordt zwart geschilderd om strooilicht te vermijden.


De piepkleine Led wordt aan de rugzijde van voldoende lange (minstens 5cm) dunne koperen aansluitdraadjes voorzien. Het streepje op de achterzijde van de behuizing van de led wijst de kathode, de negatieve pool aan. Het aansolderen van de draadjes dient voorzichtig te gebeuren: we solderen immers vlakbij de “chip”, en die kan geen langdurige hitte verdragen.


Er zijn twee soorten witte Leds: warm-witte met een gelige lichtkleur en goedkopere met blauwig licht. Het blauwige licht kunnen we corrigeren door een roodkleurige transparante lak. Een klein druppeltje van deze lak geeft al meteen een merkelijke verandering. De lak droogt zeer snel, en we kunnen zodoende een volgende druppeltje aanbrengen om de kleur verder aan te passen.


Eens de lichtkleur naar wens is, kunnen we het ledje plaatsen in de plafondopening. Het fixeren ervan doe je met secondenlijm.


De draadjes kan je nu verbinden. De grootte van de weerstand en daarmee de lichtsterkte is een kwestie van smaak. Met wat secondenlijm kan je alles fixeren op de bovenzijde van de interieurdoos.


Om het licht te verstrooien en om een plat plafondlicht te imiteren gebruiken we een doorzichtig schijfje. Met wat secondenlijm wordt dit aan de onderzijde van het plafond gekleefd.


Nu kunnen we de interieurdoos dicht kleven. Enkele klemmetjes helpen alles in positie te houden tijdens het drogen van de lijm. Indien nodig dienen de lijmranden aan de buitenzijde nog wat geschuurd te worden.


Omdat we geen licht willen laten doorsijpelen wordt de interieurdoos zwart geverfd. Vooral aan de naden van de doos dient dit grondig te gebeuren. Let er op dat de raamranden vrij van verf blijven.


Eens de verf goed uitgehard is kunnen we de interieurdoos in het gebouw schuiven. Let er op dat de aansluitdraden van de binnenverlichting niet gekneld raken. Indien er toch wat teveel speling is, zijn enkele stukjes styreen en een druppeltje lijm een oplossing.


Bij kleinere gebouwen is het soms mogelijk om het hele binnenwerk in één keer te bouwen. Toeschouwers kunnen nu naar hartenlust in ons gebouw gluren en ook daar van alles ontdekken. Zelfs bij een al gebouwd model is deze techniek bruikbaar: Het is dan immers enkel een kwestie van de ramen er even uit te halen, je interieurdoos af te meten, de ramen terug te plaatsen en de “voering” verder af te bouwen.

©2008 Gerolf Peeters - aangepast op 16.09.2008 Zie ook: rook - ondeugend