Wandlampen

Licht in de tunneltjes van Boulroie ...

Dit werd uitgebreider gepubliceerd in Modelspoormagazine 48, mei 2006.

Net als bij de echte spoorwegen hebben we in model wel eens een situatie waarbij een perron overdekt wordt door een brede brug of deels in een tunnel zit. Ook voor onze kleine modelreizigers moet er dan een vorm van verlichting zijn. Hier bieden we een mogelijke oplossing voor natuurgetrouwe wandverlichting in HO, gesitueerd in het midden van de vorige eeuw.

Het is niet zo’n heksentoer om die lampen in model na te maken. Wanneer je er verschillende tegelijk maakt ben je ongeveer twee uur per lampje bezig. We vertrekken van witte LEDs, waarrond we een beschermkapje uit messinggaas maken. Een lampenkap, muurbevestiging en imitatie-elektriciteitsleidingen vervolledigen het geheel. Een beschrijving vindt U in het volgende stripverhaal:

Witte LEDs werden gerecupereerd uit een snoer kerstverlichting, bestaande uit 100 witte LEDs, voor 25,95€. Dit koopje konden ik niet laten voorbijgaan: het snoer werd aangeschaft en gesloopt. Op die manier had ik witte LEDs aan halve prijs, en nog wat elektriciteitssnoer en kleine elektronica er bovenop. Buiten de LEDs, die we uiteraard voorzichtig van hun aansluitdraadjes los hebben gesoldeerd, hebben we nog stekkertjes nodig: 36-polige randconnectoren met een pinafstand van 2,54mm.
De pinnetjes van de connector worden onder een hoek van zo’n 70° geslepen en vertind. Ook de LEDs worden vertind, vlakbij de kunststof kap. Gebruik hiervoor best soldeerpasta, en verhit de aansluiting zo kort mogelijk om beschadigingen te vermijden. Breng de LED in een juiste positie tegenover de connector, en verbindt beide met een weinig harskernsoldeer.
Nu is het tijd om aan het kapje te beginnen. Om een mooi filigraan geheel te krijgen, gebruiken we de dunste messingfolie. Met een perforator knippen we daar rondjes uit. Mits wat oefening en zorgvuldig uitlijnen heb je weinig afval en mooie cirkeltjes van 6,5 mm doorsnede. Knip er in ieder geval enkele teveel, zodat je wat reservestukjes hebt. Met een pons van 3mm, verkrijgbaar in de meeste doe-het-zelf zaken, kan je nu de cirkeltjes perforeren. Leg hiervoor het schijfje op een niet te zachte ondergrond (hardboard of een restje MDF-plaat), zet de pons precies in het midden en geef er met een hamer een gedoseerde tik op. Dat doseren vereist wat oefening, en daarom komen de extra geperforeerde schijfjes goed van pas.
Na het ponsen ziet het cirkeltje er behoorlijk verhakkeld uit, maar dit is geen probleem. Met een fijn plat punttangetje kan je het geheel in vorm brengen, door het zachtjes draaiend langs de rand plat te persen. Let echter op voor je vingers, want de randen van de zelfgeknipte messingcirkeltjes zijn verraderlijk scherp. Na deze bewerking heb je mooie meegebogen kapjes.

Voor het beschermingsrooster gebruiken we geëtste messinggaas met een rastergrootte van 1mm. We zouden die ook zelf kunnen etsen, maar eigenlijk is hiervoor het sop de kool niet waard. Bij de betere modelbouwhandel is zulk gaas voor niet veel geld te vinden, en veel hebben we er niet van nodig.
Uit dit gaas knippen we met een goede schaar stukjes van 4 bij 9mm, waarbij we in de hoogte telkens net naast een draad knippen. Zo krijgen we stukjes met een stevige basis en bovenaan losse uitstekende draadjes. Ook hier is het een goed idee om, als reserve, enkele stukjes meer uit te knippen.
Van deze stukjes maken we cilinders, door ze in de lengterichting rond te plooien. Om die ronding mooi gelijkmatig te krijgen is het nuttig om die eerst op een zachtere ondergrond te walsen. Een stalen staafje van 3mm en een snijmat als ondergrond is een goede keuze. Door het staafje heen en weer te rollen wordt het stukje gaas deels in vorm gebogen. Het gaasje wordt tenslotte verder gebogen rond de 3mm-stang. We gebruikten hiervoor een lange M3-bout met een deels gladde schacht. De kop van deze bout werd verwijderd met een slijpschijfje.
We warmen onze soldeerbout terug op om het kapje aan het beschermingsrooster te solderen. We vertinnen eerst het kapje aan de holle zijde met pasta en voegen een beetje harskernsoldeer toe, zodat we een wat ruime bodemvulling hebben. Het roostertje wordt aan de basis ingesmeerd met vertinningspasta. Om de zaak goed uit te lijnen is een hulpje in de vorm van het eerdergenoemde bijgewerkte M3-boutje zeker nuttig. Als steun aan de onderzijde wordt een moertje op de bout geschroefd. Het kapje wordt hierop geplaatst met de holle zijde naar boven, het roostertje komt erboven. Door de kap op enkele plaatsen te verhitten, bekom je een stevig geheel. Het staal van de bout laat zich niet gemakkelijk solderen, waardoor de gesoldeerde lampenkap eenvoudig kan afgenomen worden.

Precies werken voorkomt een hoop problemen, maar toch zullen er onvermijdelijk wat braampjes aan de binnenzijde aanwezig zijn. Met een rond vijltje is dit bij te werken. Let echter op: de rand van onze kap is immers nog steeds erg scherp! Het feit dat je op de verdere foto’s geen vingers meer in beeld ziet, illustreert voldoende… Na het vijlen moet het kapje soepel passend over een LED geschoven kunnen worden. Indien dit niet het geval is, is bijwerken nodig. Tenslotte worden de draadjes aan de onderzijde van de kap in een ronde vorm geplooid. De punt van een niet te nieuw hobbymes is hiervoor een goed hulpmiddeltje, maar een zeer fijn schroevendraaiertje is ook bruikbaar. Een LED wordt hiervoor als mal gebruikt, zodat de beschermkap de juiste ronde vorm krijgt.
We gaan de LEDs een kleurtje geven, en wel om verschillende redenen: de heldere behuizing laat de niet-prototypische binnenzijde van de LED te goed zien, de lamp mag er best wat verweerd uitzien en tenslotte moet de blauwige kleur van het licht wat uitgefilterd worden. Om die reden gaan we de LED lichtjes verven met een geelbruine zandkleur. Een airbrush met sterk verdunde verf is aan te bevelen om een gelijkmatige, lichte waas te verkrijgen. Uiteraard dien je de connector eerst af te plakken met wat schilderstape.
Nu we toch de airbrush vasthebben, kunnen we meteen ook de kapjes in de verf zetten. Die met een penseel schilderen zou een monnikenwerk zijn, en waarschijnlijk geen mooi resultaat geven. Vooraf wordt het kapje uiteraard gereinigd en vetvrij gemaakt in een warm sopje. Omdat de kapjes bijzonder licht zijn, worden ze op een stukje plakband gekleefd. De luchtstroom van de airbrush zou ze immers wegblazen. We gebruiken Flat Black XF-1 van Tamiya.
We willen alleen licht onder de kap laten komen en niet erboven. Daarom wordt alvast de bovenste millimeter van de LED met zwarte verf behandeld.
Na het plaatsen van het kapje wordt die met zwarte verf verder afgedicht, zodat er bovenaan geen licht meer doorschijnt. Hiervoor kunnen meerdere lagen nodig zijn. Door de LED vol te laten branden vallen gaatjes in de lichtdichting goed op. De verf zal er meteen ook voor zorgen dat het kapje vast hangt. Lijmen is hier niet noodzakelijk.

Terwijl de verf uithardt, kunnen we de muurplaat maken. Onze lampjes moeten immers, net als in het echt, een stevige ophanging hebben. Een afvalstukje gaatjesprint met een roosterafstand van 2,54mm kan perfect als mal dienstdoen. Uit een 7mm breed strookje styreen van 0,3mm dik kunnen we heel wat muurplaatjes halen. Nadat de mal goed is uitgelijnd en met een stukje plakband gefixeerd, boren we met een 0,7mm boortje gaatjes per twee, waarbij we telkens een rij overslaan. Enkele plaatjes meer aanmaken is ook hier een aanrader. De muurplaat moet bevestigingspunten hebben voor de muur. We gaan hier bouten imiteren. Door op de vier hoeken van de muurplaat met een krasnaald gedoseerd putjes te drukken ontstaan er op de andere zijde uitstulpingen, die een redelijke nabootsing van bevestigingsboutjes geven. Hierna kunnen de plaatjes uitgeknipt worden, zodat we muurplaatjes hebben van 5 op 7 mm, met gaatjes voor de aansluitingen en imitatie boutkoppen.
Die plaatjes moeten nu achter de kap, over de aansluitingen geschoven worden. Let er in ieder geval op dat je de aansluitpennen goed steunt tijdens deze bewerking, en dit door ze samen stevig in een platbektangetje te fixeren. Het plaatje zelf wordt, eens goed uitgelijnd, met een drupje secondenlijm bevestigd. Tenslotte kan de bovenkant van de lampkamp, de aansluitpennen en het muurplaatje met een fijn penseeltje in een gewenste kleur gezet worden. We gebruikten hier “Grimy Black” van Pollyscale, om de lamp een ouder uitzicht te geven.

Het stukje gaatjesprint wordt weerom gebruikt, ditmaal om in de muur gaatjes voor te boren. Deze gaatjes mogen ruimer zijn dan 0,7mm, omdat die toch worden afgeschermd door het muurplaatje. We gebruikten een boortje van 1mm om de plaatsen te markeren.
Het lampje zelf wordt met een druppeltje plastieklijm vastgezet. De afstand tussen verschillende lampen is een kwestie van smaak. Een goede richtlijn is een tussenafstand van 7 à 10 cm. Nu kunnen we ook de brandsterkte van de LEDs gaan bepalen. Zelf kwamen we, bij een voedingsspanning van 16 Volt tot een serieweerstand van 12 KiloOhm wanneer we telkens drie LEDs in een kring opnamen. Dit wil zeggen dat er door de LED een stroom van minder dan 1 milliampère loopt. Dit lijkt weinig, maar de lichtopbrengst is toch voldoende. Ook dit is een kwestie van smaak, maar laat de LEDs liever wat zwakker dan te fel branden. Een gloeilamp geeft in het echt immers ook niet zoveel licht.
Geen lamp zonder elektriciteitssnoer, vandaar dat we ook leidingen ernaar toe imiteren. Voor de leiding zelf gebruiken we de dunste zwarte montagedraad die te vinden is. De draadklemmen worden nagebootst door lusjes zeer dunne metaaldraad (de draadjes uit elektriciteitsdraad) door 0,6mm fijne gaatjes in de muur te steken. Door de lusjes aan de achterzijde van de muur aan te trekken en te fixeren met wat lijm, verkrijgen we een goede indruk van een vakkundig aangebrachte toevoerleiding.


Onze tunneldoorgang is nu verlicht en onze kleine modelbewoners kunnen zich veilig op het perron begeven. Voor nauwelijks geld en iets meer moeite ziet onze baan er weer wat fraaier uit.

©2006 Gerolf Peeters - aangepast op 09.03.2007 Zie ook: lantaarns - buislampen - zelfbouw seinen